Tot aan de Reformatie in de zestiende eeuw was de christelijke kerk in Europa de kerk van Rome. Eén van de gevolgen van de opstand tegen Spanje (1568-1648) was dat het na 1572 in Rotterdam en later in de hele Noordelijke Nederlanden niet meer toegestaan was openlijk het katholieke geloof te belijden. De Gereformeerde Kerk werd de door de overheid bevoorrechte kerk. De pastorale zorg voor de katholieken werd door priestergebrek minder en de parochiekerken kwamen in protestantse handen. Toch bleven velen de katholieke godsdienst trouw en kwamen in die tijd voor hun kerkdiensten in huizen, boerderijen en schuren bijeen om in het geheim de mis te vieren.
~*~
Langzamerhand herstelde zich de pastorale zorg en werden schuilkerken ingericht, die steeds groter werden en steeds fraaier ingericht. Ondanks het verbod op de katholieke eredienst werden schuilkerken en priesters – vaak tegen betaling – door de overheid getolereerd en later zelfs min of meer erkend. Ook in Rotterdam werden op verschillende plaatsen katholieke diensten gehouden. Door het gedoogbeleid van de lokale overheid kon ten tijde van pastoor Sebastiaan Hoochkamer in 1638 een huis tussen de Oppert en de Slijkvaart genaamd “Het Ossenhoofd” als een permanente schuilkerk worden ingericht. De schuilkerk was gewijd aan de oude patroon van Rotterdam, H. Laurentius, en tevens aan de H. Maria Magdalena. Bernardus Hoogewerff werd in 1638 kapelaan in de statie aan de Oppert bij pastoor Hoochkamer.
Gevel van de Schuilkerk aan de Oppert
Na het overlijden van pastoor Sebastiaan Hoochkamer in 1642, werd Johannes van Heumen pastoor van de Oppert. Tijdens zijn pastoraat was er een behoorlijke toename van het aantal parochianen.
~*~
In 1647 werd de schuilkerk aan de Oppert te klein voor het aantal parochianen en stichtte kapelaan Hoogewerff een nieuwe kerkplek in Rotterdam. Hij deed dit in zijn geboortehuis genaamd “Het Paradijs“, gelegen in de oude binnenstad tussen de Slijkvaart (later Lange Torenstraat) en de Delftsevaart, niet ver van de Laurenskerk. De kerk werd gewijd aan de HH. Petrus en Paulus, en stond in het begin ten dienste van de klopjes (ongehuwde vrouwen die zich bezighielden met assistentie van de pastoor en zieken- en armenzorg). Deze kerk stond bekend als ‘Het Paradijs’, naar de naam van een bagijnhof dat op deze plaats gestaan had en in de 14e eeuw al de naam ‘Het Clooster ten Paradyse’ droeg. Het schitterende zilverwerk dat Hoogewerff voor de eredienst aanschafte, is nu grotendeels nog in bezit van de Paradijskerk. Van deze oudste kapel is weinig bekend. De beide altaarreliëfs voorstellende de koren- en wijnoogst op het hoofdaltaar van de huidige Paradijskerk zijn waarschijnlijk uit deze oude kapel afkomstig.
Aartsbisschop Rovenius bekrachtigde de stichting van deze tweede parochie van seculiere (niet ordesgeestelijken) in Rotterdam. Bernardus Moldijk werd daarvan de pastoor, omdat Hoogewerff uit nederigheid zelf geen pastoor wilde worden, maar slechts kapelaan wenste te zijn.
Voorzijde (links), preekstoel (midden) en interieur van de eerste Paradijskerk
~*~
1648 ~ Na het sluiten van de vrede van Münster werden de katholieken min of meer getolereerd en konden hun eredienst en zielzorg, mits deze niet al te zeer in het oog liepen, vrij, maar achter gesloten deuren, uitoefenen.
1649 ~ Bernardus Moldijk overleed in 1648 en werd in 1649 opgevolgd door Johannes van Oyen.
1650 ~ Rotterdamse kooplieden richtten de “Katholieke Armen Borse” op ter ondersteuning van de katholieke armen in de vier Rotterdamse “staties”. De Armen Borse heeft tot 1793 als gezamenlijke rooms- en oud-katholieke instelling gefunctioneerd. Het laatste spoor daarvan – een gezamenlijke collectie – verdween pas in 1940.
1653 ~ Op 15 oktober 1653 overleed Bernardus Hoogewerff, slechts 40 jaar oud. Zes jaar was hij kapelaan geweest in het “Het Paradijs“, aan de Delftsevaart.
~*~
De oude kapel aan de Delftsevaart werd te klein en dreigde door bouwvalligheid in te storten. Daarom besloot men een nieuwe kerk te bouwen op de plaats van de oude kerk. Mede door de talrijke legaten van Hoogewerff kon in 1718 een nieuwe (schuil)kerk gebouwd worden. Op 8 Augustus 1719 kon pastoor Johannes van Beek het nieuwe kerkgebouw inwijden. Het gebouw zou tot 1907 gebruikt worden.
~*~
Van 1720 tot 1725 werkte de Antwerpse “meester-beelthouder” Alexander Dominicus Pluskens in de kerk en maakt de prachtige altaaropstand, de preekstoel, de communiebank en het orgelfront, die ook in de huidige kerk nog te zien zijn.
Communiebank gemaakt door A.D. Pluskens
Het kapittel van Utrecht ging er in 1723 toe over ten behoeve van de vacante aartsbisschoppelijke zetel een nieuwe bisschop te kiezen. De paus, die dit recht alleen aan zichzelf voorbehield, antwoordde met een banvloek over de nieuwe aartsbisschop en degenen die hem volgden. De toenmalige pastoor Johannes van Beek van de Paradijskerk koos de kant van de aartsbisschop. De katholieken die de aartsbisschop volgden, werden later ‘oud-katholieken’ genoemd.
~*~
Ondanks het feit dat men in Rome deze verkiezing ongeldig verklaarde, werd de bisschop-elect in 1724 door Dominicus Maria Varlet, een in de Republiek verblijvende missiebisschop, gewijd. Daarmee was een al langer bestaande onderlinge vervreemding en verwijdering onbedoeld en ongewild op een schisma uitgelopen, in elk geval in de ogen van de Romeinse instanties.
~*~
1746 ~ De “armbezorgers” van de Paradijskerk kochten een aantal huisjes (een hofje) “op de soo genaamde St.Jansplaats” om er de wezen en ouden van dagen in onder te brengen.
~*~
1798 ~ De komst van de Fransen in 1795 bracht onder meer vrijheid van godsdienst en maakte een einde aan de bevoorrechte positie van de (Nederduits) Gereformeerde kerk, die in deze tijd meer en meer werd aangeduid als de Nederlands Hervormde kerk. De staatsregeling van 1798 legde de vrijheid van godsdienst en scheiding van kerk en staat definitief vast.
1852 ~ De Slijkvaart werd in 1852 gedempt en heette vanaf dat moment Lange Torenstraat.
~*~
In 1870 verschijnt de onfeilbaarheidsverklaring van de paus van Rome. De dogmatische uitspraken van het Eerste Vaticaans Concilie inzake het primaat en het leergezag van de bisschop van Rome werden afgewezen. In die uitspraken werd immers naar oud-katholiek besef een autoriteitsopvatting tot dogma verklaard die noch op de Schrift noch op de Traditie kon worden gefundeerd. Daaruit bleek immers dat alle bisschoppen gelijke bevoegdheden en verantwoordelijkheden hadden. De Nederlandse oud-katholieken spraken in verband met
Vaticanum-I dan ook van “een hernieuwde breuk tussen ons en de kerk van Rome.”
~*~
Nicolaüs Bartholomeüs Petrus Spit, de bouwheer van de tegenwoordige Paradijskerk, werd geboren te Enkhuizen op 9 maart 1853. Na zijn studie aan het Seminarie te Amersfoort ontving hij op 29 juni 1879 de priesterwijding. In 1884 werd hij pastoor van “Het Paradijs” te Rotterdam. Bijna 40 jaar is hij daar pastoor geweest. Gedurende zijn pastoraat groeide de gemeente sterk. Het zielental verdubbelde. Ook begon in deze tijd de sterke uitbreiding van Rotterdam. Monseigneur Spit was een bekende en zeer geziene persoonlijkheid in Rotterdam. Hij heeft ook baanbrekend werk verricht voor de invoering van de moedertaal in de liturgie.
~*~
Vele katholieken in Duitsland, Zwitserland en andere landen weigerden in 1870 het nieuwe dogma van de pauselijke onfeilbaarheid te aanvaarden en werden geëxcommuniceerd. Zij organiseerden zich en zochten steun bij de Nederlandse bisschoppen die reeds lang onafhankelijk waren van Rome. In 1889 sloten zich deze kerken – die zich oud-katholiek noemden – met de oude Kerk van Nederland de ‘Unie van Utrecht’.
~*~
1901 ~ Aan de Lange Torenstraat kreeg de Paradijskerk in 1901 een voorgevel die haar als kerkgebouw herkenbaar maakte.
1907 ~ Nog geen uur na de hoogmis, kwam een gedeelte van het stucwerk van het plafond van de Paradijskerk naar beneden. Het bleek dat een groot deel van het hout van de galerijen vermolmd was. Niemand werd getroffen, maar het kerkgebouw werd onmiddellijk buiten gebruik gesteld. Een onderzoek wees ook belangrijke verzakkingen aan. Het kerkbestuur droeg aan architect P. A. Weeldenburg (een lid van de parochie) op een nieuwe kerk te bouwen. Hij kreeg de opdracht de kerk zo te maken dat het interieur van de oude Paradijskerk aan de Delftsevaart uit 1719 er in zou passen. De nieuwe kerk – de huidige Paradijskerk – werd gebouwd op een terrein aan de Nieuwe Binnenweg, dus buiten de oude stad, maar in een stadsdeel dat zich sterk uitbreidde. Een gelukkige gedachte, want nu ligt de kerk zeer gunstig. De oude Paradijskerk werd later gesloopt.
~*~
Gevel van de Paradijskerk rond 1910
De nieuwe Paradijskerk, de “bisschopskerk”, zoals de kerk bij oude Rotterdammers nog lang bekend stond, want pastoor Spit was sinds 1894 bisschop van Deventer, werd nogal groot opgezet. Op 30 Juni 1910 wijdde mgr. N.B.P. Spit, bisschop van Deventer en pastoor van de Paradijskerk, het nieuwe kerkgebouw in. Altaaropstand, preekstoel, communiebank en orgelfront waren overgebracht naar de nieuwe kerk, en natuurlijk ook al het altaarzilver en de paramenten. Het stucwerk aan het plafond was ongeveer gelijk aan dat van de oude kerk. De galerijen zijn echter weggelaten, zodat de nieuwe kerk een bredere indruk maakte dan de oude.
~*~
1924 ~ Ook het arm- en weeshuis St. Jansplaats kreeg een nieuw gebouw, gelegen naast de kerk (Nieuwe Binnenweg 29c).
De St.Jansplaatrs links van de Paradijskerk
1934 ~ In 1934 kreeg de Paradijskerk een grondige opknapbeurt.
Vanaf de Hoboken kijkend naar de Nieuwe Binnenweg 1939, Paradijskerk op de achtergrond
Bij het bombardement van Rotterdam op 14 Mei 1940 werd de oude St. Laurenskerk, die voor de Reformatie gebruikt werd, grotendeels vernield. Ook de oude schuilkerk aan de Oppert van St. Laurens en Maria Magdalena ging ten onder evenals de voormalige Rooms-katholieke schuilkerken in de Leeuwenstraat en aan het Steiger. De plaats van de oude Paradijskerk werd ook getroffen. Het is wel zeer gelukkig, dat het kerkbestuur in 1907 besloot de kerk te verplaatsen. Zo ontsnapte de kerk aan het bombardement van mei 1940. De plaats waar de oude Paradijskerk gestaan had, werd volledig verwoest. Hierdoor is het interieur van de Paradijskerk het oudste overgebleven kerkinterieur uit de stadskern van Rotterdam.
~*~
In oktober 1953 werd in de Paradijskerk een tentoonstelling gehouden ter herdenking van de sterfdag van de stichter van ‘Het Paradijs’, Bernardus Hoogewerff, 300 jaar eerder.
~*~
Komst van de Rooms-Katholieke St. Joseph-parochie als medegebruiker van de Paradijskerk. In 1968 werd de bouwvallig geworden kerk van deze parochie aan de West Kruiskade verkocht. De parochie kreeg de mogelijkheid ‘in te trekken’ bij de Oud-Katholieke parochie van de Paradijskerk. De beide parochies maken nu samen gebruik van de kerk, waarbij de liturgie soms gezamenlijk wordt gevierd.
~*~
In 1990-1991 is de kerk grondig gerestaureerd. Tijdens deze werkzaamheden is op het dak een kleine brand uitgebroken. De schade bleef echter beperkt en kon volledig worden hersteld. In december 1991 was de restauratie voltooid.
~*~
In september 2007 is het citypastoraat Paradijskerk, als een landelijk project van de Oud-Katholieke Kerk van Nederland van start gegaan. De voor het Citypastoraat verantwoordelijke pastor Hans de Rie heeft van de Aartsbisschop de opdracht gekregen het Citypastoraat vorm te geven. Het doel van de missie van het citypastoraat in Rotterdam is het handen en voeten geven van een open vorm van pastoraat gericht op de zoekende en lijdende mens in de stad en de directe omgeving van de Paradijskerk.
~*~*~*~
2010 ~ 30 juni 2010 Paradijskerk 100 jaar.
~*~*~*~
Nu in 2012 kent de Paradijskerk een nog steeds levendige parochie die de laatste jaren zelfs tegen alle verdrukking in licht groeit. We proberen een uitnodigende groep gelovigen te zijn die nieuwe mensen graag vertellen over hoe wij ons geloof beleven. Dat we dit doen in een prachtige kerk midden in het bruisende hart van Rotterdam maakt het speciaal.
Engel boven het voorportaal van de huidige Paradijskerk
Pastoors van de Paradijskerk
Bernardus Moldijk | 1647 – 1648 |
Johannes van Oyen | 1649 – 1652 |
Can. Adrianus van Oudheusden | 1652 – 1682 |
Can. Hugo Franciscus Gael | 1682 – 1693 |
Can. Petrus van Kuyk | 1693 – 1717 |
Can. Johannes van Beek | 1717 – 1751 |
Can. Matthias Theodorus Hachten | 1751 – 1752 |
Franciscus de Haan | 1752 – 1766 |
Cornelius Kas | 1766 – 1792 |
Mgr. Gijsbertus de Jong, bisschop van Deventer | 1792 – 1824 |
Can. Gerardus Spit | 1824 – 1859 |
Can. Johannes Verhey | 1859 – 1884 |
Mgr. Nicolaüs Bartholomeüs Petrus Spit, bisschop van Deventer | 1884 – 1922 |
Can. Petrus Johannes van Buuren | 1922 – 1945 |
Franciscus Timotheüs van der Steen | 1945 – 1949 |
Can. Johannes Adrianus Jan van Zanten | 1949 – 1953 |
Gerhardus Anselmus van Kleef | 1953 – 1967 |
Jan Bergers | 1968 – 1970 |
George Johan Blom | 1970 – 1974 |
Frederik Smit | 1974 – 1980 |
Jacob Spaans | 1980 – 1983 |
Mgr. Antonius Jan Glazemaker, aartsbisschop van Utrecht | 1984 |
Willem Albert Eman | 1985 |
Jan Nieuwenhuizen | 1985 – 1993 |
Can. Wietse Berend van der Velde | 1993 – 2002 |
Franciscus Antonius van Sark | 2003 – 2008 |
Can. Pieter van Tilburg | 2008 – 2012 |
Hans de Rie | 2012 – 2022 |
Bruce Rienstra | 2022 – |
~*~
Aantal ingeschreven Oud Katholieken in Rotterdam
(parochies van de Oppert en de Paradijskerk)
1809 – 444
1869 – 568
1909 – 1194
1930 – 1067
1947 – 1102
1960 – 912
1968 – 1033
1979 – 251
1984 – 239
2010 – 248
2013 – 210
2022 – 143